‘Een solidariteitsreserve past niet bij de huidige arbeidsmarkt’

‘De nieuwe wet is een grote verbetering’, zegt Ties Tiessen, onafhankelijk voorzitter van SBZ Pensioen, het vrijwillige bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers in de financiële sector. ‘En als de wet ultimo 2022 wordt aangenomen met niet al te veel amendementen, denk ik dat de wettelijke mijlpalen realistisch zijn.’

Hoe heeft uw fonds zich tot nu toe voorbereid op de keuze voor een ander pensioencontract? ‘Begin vorig jaar zijn we gestart met het pensioenakkoordproject. We hebben ons verdiept in beide contracten. Ons uitvoerend bestuur is expert op het gebied van defined contributionregelingen. Ook hebben we een uitgebreid projectplan gemaakt, waarin de relevante aspecten aan bod komen, zoals doelstelling, risicohouding, governance, rollen en verantwoordelijkheden, invaren en compensatie. Dat plan stemmen we niet alleen af met de sociale partners, maar ook met Achmea Pensioen Services (APS), die onze uitvoeringsadministratie doet.’ Zijn de wettelijke mijlpalen realistisch? ‘Wij hebben al een regeling die gebaseerd is op de Wet verbeterde premieregeling (Wvp). Die hebben we in 2019 geïmplementeerd. Shell heeft deze regeling in aanvang ontwikkeld en wij hebben de regeling samen met Achmea Pensioen Services (APS) doorontwikkeld. In 2020 hebben we er prijzen mee gewonnen, ook internationaal. Deze regeling voldoet al helemaal aan de uitgangspunten van het pensioen van straks. In het algemeen denk ik dat de wettelijke mijlpalen realistisch zijn als de wet ultimo 2022 wordt aangenomen met niet al te veel amendementen. Afhankelijk van de uiteindelijke wettekst en het akkoord van onze sociale partners willen wij per 1 januari 2024 overgaan naar het nieuwe stelsel.’

Zijn er vanuit uw pensioenfonds bezien specifieke overwegingen voor het ene of het andere contract? ‘Onze deelnemers vormen een homogene groep. Het zijn mensen die werkzaam zijn in de financiële sector. Over het algemeen hebben zij een meer dan gemiddelde interesse in pensioen. Uit risicohoudingsonderzoek blijkt dat zij het belangrijk vinden dat ze zelf hun risicohouding kunnen bepalen. Ze hebben vaak een eigen woning of ander vermogen en zijn bereid om meer risico te nemen om een welvaartsvast pensioen te realiseren. Daarom is ons bestuur voorstander van de flexibele premieregeling. In deze regeling willen we deelnemers keuzes bieden die variëren van offensief beleggen tot risicoavers. Momenteel zijn onze regelingen hoofdzakelijk beschikbare premieregelingen en daarnaast een paar middelloonregelingen. Omdat we al werken met een collectief variabel pensioen is de transitie op dat punt beperkt.’ Waaraan moet een pensioenregeling volgens u voldoen? ‘Afgezien van de mogelijkheden die de flexibele premieregeling biedt, is er nog een belangrijk voordeel. De flexibele premieregeling heeft geen solidariteitsreserve. Als bestuur vinden wij dat een solidariteitsreserve niet past bij de huidige arbeidsmarkt. Mensen werken niet meer 40 jaar in dezelfde sector. In onze sector is relatief veel uittreding. Als een deelnemer vertrekt is hij zijn solidariteitsreserve kwijt en moet hij 15% van zijn opgebouwde pensioenvermogen achterlaten bij het fonds. Het is de vraag of hij dat ooit terugkrijgt. En in onze huidige collectief variabel pensioenregeling worden de risico’s voor ouderen vanaf 58 jaar al gedeeld. Voor gepensioneerden denken wij aan een risicodelingsreserve in te voeren.’

‘Onze regeling voldoet al helemaal aan de uitgangspunten van het pensioen van straks.’

Bent u het eens met de stelling dat sociale partners een leidende rol hebben bij de transitiebesluiten? ‘Daar ben ik het mee eens. De sociale partners bepalen de pensioenregeling en het pensioenfonds moet de regeling uitvoeren naar de wens van de sociale partners. De sociale partners hebben een belangrijke rol, maar als bestuur moeten wij een evenwichtige belangenafweging maken, die getoetst wordt door De Nederlandsche Bank. We hebben niet alleen te maken met de belangen van actieve deelnemers, waar de sociale partners zich met name op focussen, maar ook met de belangen van slapers en gepensioneerden. Driekwart van de volumes van pensioenfondsen bestaat uit slapers en gepensioneerden. Het belang van de actieve deelnemers, de slapers en de gepensioneerden moet voorop staan. De flexibele premieregeling past het best bij onze deelnemers, slapers en gepensioneerden. Wij willen geen twee regelingen in de lucht houden, of zelfs drie – als er niet ingevaren wordt. Dat is kostbaar, qua systemen en qua communicatie. Wij willen juist zoveel mogelijk kosten besparen en het geld besteden aan pensioenuitkeringen. Gepensioneerden krijgen bij de verdeling van het pensioenvermogen in het flexibele contract bij de huidige dekkingsgraad direct een 20% hogere aanvangsuitkering.’

Wat zegt u tegen sociale partners bij uw fonds die kiezen voor de solidaire premieregeling? ‘Als zij een risicobereidheidsonderzoek laten uitvoeren en de uitkomsten zien, zullen zij kiezen voor de flexibele premieregeling. We hebben laten berekenen dat je circa 60 miljard euro vermogen nodig hebt om een regeling op een optimale manier uit te voeren. Dat betekent dat wij er zeker in de aanloopfase niet voor zullen kiezen om ook een solidaire premieregeling uit te voeren. Wij denken dat er in 2030 nog 10 of 15 pensioenfondsen bestaan en wij willen een van die partijen zijn. Waarschijnlijk heten we dan Flexibel Pensioen Nederland.’ Wat is de meerwaarde van de uitvoeringsorganisatie in de voorbereidende fase van het transitietraject? ‘Uitvoeringsorganisaties hebben diepgaande inhoudelijke kennis van de contracten. APS heeft een groot transitieproject opgezet om fondsen inhoudelijk te ondersteunen. Ook spelen ze een belangrijke rol in de automatisering, datakwaliteit en cybersecurity. Daarnaast kunnen ze inzichtelijk maken wat de verschillen in uitvoeringskosten zijn tussen de flexibele en de solidaire premieregeling. De transitiekosten en periodieke uitvoeringskosten van het flexibele contract zijn aanzienlijk lager dan die van het solidaire contract.’

‘Uit onderzoek blijkt dat onze deelnemers het belangrijk vinden dat ze zelf hun risicohouding kunnen bepalen.’

Hoe neemt u de deelnemers mee in het transitieproces? ‘We houden roadshows bij werkgevers. In het najaar organiseren we een pensioencafé voor gepensioneerden. In ons magazine en op onze website besteden we aandacht aan het pensioenakkoord. Daarnaast hebben we recent een risicobereidheidsonderzoek gedaan onder 3.000 deelnemers. Over de uitkomsten communiceren we, zowel met deelnemers als met sociale partners.’ Wat zijn voor uw pensioenfonds argumenten om wel of niet in te varen? ‘Als het merendeel van onze sociale partners kiest voor invaren, moet er voor iedereen worden ingevaren. Een evenwichtige belangenafweging betekent dat er geen plaats is voor uitzonderingen. Overigens denken wij dat invaren in het belang van alle betrokkenen is. Pensioenen kunnen eerder verhoogd worden. Bovendien leidt invaren tot administratieve en communicatieve vereenvoudiging. Niet invaren betekent communiceren over twee stelsels en in de systemen zowel rekening houden met de nieuwe pensioenwet als met het huidige Financieel toetsingskader. Dat leidt ook tot hogere kosten.’ Heeft de contractkeuze invloed op het beleggingsbeleid? ‘Dat verschilt niet veel. Er is een risicohouding en daar past het beleid bij. Wij zijn geen voorstander van herverdeling over generaties. De opheffing van de leenrestrictie zal bij ons zeer beperkt zijn. We werken met verschillende modules. Dat is maatwerk per leeftijdsgroep en deelnemers kiezen zelf. Voor gepensioneerden hebben we een collectief variabel pensioen. Dat heeft een hoge mate van solidariteit.’

‘Wij denken dat er in 2030 nog 10 of 15 pensioenfondsen bestaan en wij willen een van die partijen zijn.’

Hoe heeft u de governance geregeld in het transitieproces? ‘We hebben een one tierboard met uitvoerende en niet-uitvoerende bestuursleden. Het is belangrijk om de klankbord- en toezichthoudende rol goed uit elkaar te houden. In onze stuurgroep Pensioenakkoord zitten uitvoerende bestuursleden, niet-uitvoerende bestuursleden en externe deskundigen. Daarin hebben we klankbord- en toezichthoudende rol verdeeld. Het uitvoerend bestuur overlegt periodiek met de sociale partners en neemt deel aan stuurgroepen van onze uitbestedingspartners. In de wet heeft het Verantwoordingsorgaan (Vo) een sterkere toetsende rol. Wij betrekken het Vo in een vroeg stadium bij de transitie. We nemen de stand van zaken door en vragen hun mening. Voor ons is het Vo zowel toezichthouder als adviseur.’ Hoe kijkt u zelf naar de transitie? ‘De nieuwe wet is een grote verbetering. Meer transparantie en frequentere communicatie met alle deelnemers zal leiden tot meer interesse. Dat is een goede zaak, want het is zijn inkomen voor later. Wij willen graag dat wettelijk wordt afgedwongen dat privé-emailadressen en mobiele nummers worden opgenomen in de bestanden, want dan kun je veel beter communiceren. Communicatie op papier is kostbaar, en niet duurzaam. Het zou mooi zijn als de defined contributionregelingen straks gewoon in de bancaire app staan, beschikbaar voor alle deelnemers en gepensioneerden. Dan komt pensioen dichterbij.’

Ties Tiessen is onafhankelijk voorzitter van SBZ Pensioen, de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds Zorgverzekeraars. Dit is het vrijwillige bedrijfstakpensioenfonds voor werkgevers in de financiële sector, waar (zorg)verzekeraars, zakelijke dienstverleners en andere financiële instellingen bij zijn aangesloten.