Mijke Houwerzijl
‘Ouderen in Nederland zijn ongekend rijk in vergelijking met andere landen’
‘We plukken nu de vruchten van ons pensioenstelsel’, zegt Mijke Houwerzijl, hoogleraar Arbeidsrecht aan Tilburg University. ‘Het is een vrij uniek stelsel in Europees verband. Dat moeten we koesteren.’
Wat ziet u de komende jaren gebeuren?
‘We krijgen te maken met een EU-richtlijn die meer duidelijkheid zal geven over de positie van mensen die voor platforms werken, bijvoorbeeld chauffeurs. Zijn het zelfstandigen of werknemers? En als het werknemers zijn, worden ze dan alleen betaald als ze een opdracht hebben? Of worden ze betaald vanaf het moment dat ze inloggen op het platform en beschikbaar zijn voor werk? Dat heeft ook gevolgen voor de eventuele pensioenopbouw. De richtlijn gaat platformwerkers helpen door het omkeren van de bewijslast. Als de platformwerker aannemelijk maakt dat zijn werk kenmerken heeft van arbeid in loondienst, moet het platform aantonen dat het niet zo is. Nederland kan dit rechtsvermoeden effectiever maken door de werking ervan uit te breiden tot het belastingrecht en het socialezekerheidsrecht.’
Welke ontwikkelingen ziet u nog meer?
‘Aan de platformrichtlijn zit de verplichting dat platforms meer openheid van zaken moeten geven. Niet alleen aan platformwerkers zelf, over de gebruikte algoritmische systemen door het platform, maar ook aan de overheid. Ze moeten informatie gaan verstrekken over degenen die via de platforms werken. Dat geeft ook inzicht in de belastingen en de eventuele pensioenpremies die afgedragen moeten worden. Of de platformeconomie gaat toenemen, vind ik een lastige vraag. Het heeft te maken met de manier waarop de arbeidsmarkt zich ontwikkelt. Platformwerk is niet altijd essentieel en het is vaak werk waarvoor het minimumloon betaald wordt. Misschien willen we liever dat een fietskoerier die via een platform eten bezorgt in de zorg gaat werken. Ik kan me voorstellen dat de overheid meer gaat sturen. Je kunt prikkels inzetten om de ene werksoort af te remmen en de andere te stimuleren, bijvoorbeeld door betere beloningen of door de opleidingen te financieren. Naar mijn mening hoort daar ook bij dat je de toename van het aantal zzp’ers moet afremmen, omdat dat niet goed is voor de instandhouding van het sociale stelsel. Ook is het de vraag of zzp’ers als ze oud zijn voldoende pensioen hebben om goed in hun bestaan te kunnen voorzien. De fiscale prikkels die ooit bedacht zijn om mensen te stimuleren voor zichzelf te beginnen, zou de overheid beter geheel kunnen afbouwen. Zoals dat nu mondjesmaat gebeurt met de zelfstandigenaftrek.’
Mensen zijn zzp’er of werknemer. Is die tweedeling nog wel van deze tijd?
‘Er is geen probleem met echte zelfstandigen, zoals iemand die een eigen winkel heeft en duidelijk ondernemersrisico loopt. Maar er is een steeds grotere groep zzp’ers, die hetzelfde werk doet als werknemers en soms ook is ingebed in dezelfde organisatie. Dan zal al gauw sprake zijn van schijnzelfstandigheid. Sommigen vinden dat we de bescherming van deze zzp’ers en van werknemers gelijk moeten maken. Daarbij is het voorstel om de ontslagbescherming te verminderen van de werknemer die vast in dienst is. Daar ben ik geen voorstander van. Wel steun ik het voorstel om de bescherming van de zzp’er te verbeteren, door een verplichte arbeidsongeschikheidsverzekering en een verplicht pensioen. Daardoor worden ook de kosten van zzp’ers en werknemers minder ongelijk waardoor er een eerlijker speelveld ontstaat.’
Welke uitdagingen ziet u?
‘Er zijn veel uitdagingen, zoals de vergrijzing en de tekorten op de arbeidsmarkt. Daarnaast zijn er nieuwe technologische ontwikkelingen. Dit maakt dat we moeten inzetten op een leven lang leren. Een kleinere groep werkenden moet zich dus steeds weer aanpassen aan veranderend werk. Daar hoort bij dat de mensen die wel werken goede arbeidsvoorwaarden kunnen bedingen, waaronder een goed pensioen. We moeten af van het bedrijfsmodel dat afhankelijk is van goedkope arbeid. Dus bijvoorbeeld in de tuinbouw niet méér migranten inzetten in slechte werk- en woonomstandigheden, maar focussen op innovatie of je afvragen of dit werk wel in Nederland gedaan moet worden. Dit is onderdeel van de discussie die gevoerd wordt over grip krijgen op arbeidsmigratie. In de EU is natuurlijk gewoon vrij verkeer. Maar als je de flexibilisering van de arbeidsmarkt terugdringt, rem je vanzelf de toestroom van goedkope arbeidskrachten vanuit andere EU-landen af. Hoe makkelijker het is om hier in flexbanen en als zzp’er aan de slag te gaan, hoe makkelijker het voor mensen uit andere EU-landen is om dat hier te komen doen. Wat hierbij bijvoorbeeld ook helpt is het wetsvoorstel voor een nieuw toelatingsstelsel voor de uitzendbranche. Nu is er een totale wildgroei aan intermediairs. Een toelatingsstelsel zal ervoor zorgen dat je minder makkelijk via welke intermediair dan ook in Nederland aan de slag komt.’
Wat is uw droom voor 2040?
‘Dan schijnt de piek van de vergrijzing voorbij te zijn. Dat is in elk geval mooi. Ik hoop dat de organisatiegraad van vakbonden omhoog gaat. Dat het weer vanzelfsprekend wordt om lid te zijn van een vakbond en dat werkgevers zich ook blijven organiseren. De waardering voor vakbonden is heel hoog, maar mensen worden geen lid. In landen als België en Denemarken, waar de cultuur echt niet heel anders is dan bij ons, zijn mensen wel lid. Daar is het ook aantrekkelijker om lid te zijn van een vakbond. Ze helpen je bijvoorbeeld met het aanvragen van een WW-uitkering als je werkloos bent. We moeten ons ervan bewust zijn dat we met z’n allen baat hebben van het lidmaatschap van een vakbond en ook van een politieke partij. Eigenlijk is dit een kleine moeite met grote impact als veel mensen dat doen. Dan ben je ergens lid van en met elkaar stut je het collectieve stelsel en de goede werking van de democratie. Overigens gaat binnenkort een EU-richtlijn gelden waarin staat dat lidstaten een actieplan moeten maken als minder dan 80% van de werknemers onder een cao valt. Bij ons is dit zo, dus Nederland moet hiermee aan de slag. Omdat het belangrijk is dat de cao-dekking hoog is en de arbeidsvoorwaarden van de beroepsbevolking goed geregeld zijn.’
Wat is de zwarte zwaan?
‘Ontwikkelingen op de kapitaalmarkt, denk ik. Uiteindelijk is het tweede pijlerpensioen een grote pot geld die belegd wordt. Als er iets spannends gebeurt in de financiële wereld – dat kan, en we weten nooit wanneer dat is – is het alle hens aan dek. Terwijl het nieuwe pensioenstelsel meer afhankelijk is van de financiële markten dan voorheen. De andere zwarte zwaan is eigenlijk ook geen echte zwarte zwaan, want die zie je ook al aankomen. Dat is de woningmarkt. De jonge generatie heeft te maken met krapte op de woningmarkt en met stijgende prijzen. Dat kan zo niet blijven doorgaan. Het zal de sociale cohesie ondermijnen.’
Wat wilt u de pensioensector meegeven voor de toekomst?
‘Het Nederlandse pensioenstelsel is een vrij uniek stelsel in Europees verband. Dat moeten we koesteren. We plukken nu de vruchten van het stelsel dat is opgebouwd na de tweede wereldoorlog. De ouderen in Nederland zijn ongekend rijk als je het vergelijkt met andere landen. Dat is het gevolg van jarenlang een tweede pijlerpensioen opbouwen. Als de huidige flexwerkers en zzp’ers minder of geen tweede pijlerpensioen opbouwen, merken zijzelf en de samenleving daar nu nog niets van. De gevolgen zijn pas over 30 jaar zichtbaar. Ik raad de pensioensector aan dit aanhoudend bij de politiek onder de aandacht te brengen. Ik hoop dat Nederland ook in de toekomst een land blijft met weinig arme ouderen.’
'Ook is het de vraag of zzp’ers als ze oud zijn voldoende pensioen hebben om goed in hun bestaan te kunnen voorzien'
Mijke Houwerzijl