DOSSIER


‘We moeten vandaag aan de slag om te zorgen dat we over 30 jaar nog relevant zijn’

‘Bij transitie denkt iedereen: hoe komen we zonder kleerscheuren van het huidige pensioenstelsel naar het nieuwe?’, aldus Wouter van Eechoud. ‘Maar er is in de maatschappij een veel grotere transitie gaande. Hoe gaan we daarmee om? Die vraag verdient aandacht.’

Wouter van Eechoud is directeur van het pensioenfonds van IBM in Nederland, SPIN. Recent heeft hij de nieuwe module Communicatie & innovatie binnen de opleiding Certified Pensioenexecutive (CPE) aan de Erasmus Universiteit opgezet. De transitie naar het nieuwe stelsel is niet de transitie waar het allemaal om draait? ‘Die is natuurlijk technisch complex en urgent. Maar er is al veel langer een transitie gaande. Pensioen wordt al lang niet meer beleefd als de oudedagsvoorziening waar de werkgever voor zorgt. Veel risico’s en verantwoordelijkheden zijn bij de deelnemer komen te liggen. Dat betekent iets voor de deelnemer en voor de relatie die de deelnemer heeft met het fonds. Daarnaast is ons inkomen en ons pensioen veel persoonlijker geworden door individualisering, flexibilisering van de arbeidsmarkt en andere opvattingen over werk. Het idee van 70 procent van het gemiddelde loon en “one size fits all” klopt niet meer. Er zijn grote verschillen tussen deelnemers onderling en hun inkomensbehoefte na pensionering. Hoe ga je daarmee om als fonds? En hoe begeleid je de deelnemer bij de keuzes die hij of zij moet maken?’ Hoe kunnen pensioenfondsen deelnemers persoonlijker benaderen? ‘Daar kan innovatie en als onderdeel daarvan digitalisering een belangrijke rol in spelen. Je kunt beter segmenteren en de dienstverlening afstemmen op de deelnemer. Bij SPIN werken we daar overigens ook aan. Wij geven deelnemers bijvoorbeeld informatie die afgestemd is op de inkomenscategorieën van het Nibud. Naarmate mensen meer verdienen, hebben ze een lagere vervangingsratio nodig. Als je tegen iedereen zegt: je hebt 70 procent van je salaris nodig, gaan sommige deelnemers te veel sparen. Je kunt proberen deelnemers gericht te helpen bij het maken van keuzes. Deelnemers waarderen het als er keuzes zijn, maar keuzes maken vinden ze lastig. Uitruil van partnerpensioen en ouderdomspensioen bijvoorbeeld, dat vinden mensen in de sector simpel. Voor een deelnemer is het ingewikkeld. In de nieuwe module is aandacht voor het gedrag van deelnemers en staan we stil bij hoe je communicatie en dienstverlening daarop kunt afstemmen.’ Kan de pensioensector op dit gebied leren van andere sectoren? ‘Ja, je ziet een sterke ontwikkeling binnen fintech. Maar ook banken en verzekeraars zijn verder in het denken over keuzes en ondersteuning daarbij. Bijvoorbeeld met apps voor financiële planning om je inkomsten en uitgaven in beeld te krijgen. Zo heeft mijn bank een app waarop ik kan zien hoeveel abonnementen ik heb, zodat ik snel kan zien of ik iets kan schrappen en of het goedkoper kan. Dat is natuurlijk nog relatief eenvoudige problematiek. De kracht van digitalisering is dat je je product persoonlijker en relevanter kunt maken. Het wordt steeds makkelijker om data over de deelnemers bij elkaar te brengen, waarmee je hen verder kunt helpen. Willen we dat? Wat zijn daarbij de voor- en nadelen? Wat past bij onze rol? En in hoeverre is ons product nog bij de tijd? Met de nieuwe opleiding proberen we ook op dat vlak het denken te stimuleren.’

'Deelnemers waarderen het als er keuzes zijn, maar keuzes maken vinden ze lastig.'

Wouter van Eechoud


'Je moet als sector de dingen niet laten gebeuren. Je moet rekening houden met de maatschappelijke opvattingen en je aanpassen – om waardevolle elementen te behouden'

‘Wil je veranderen, of wil je veranderd worden?’

Wouter van Eechoud

Is ons product nog van deze tijd? ‘Dat vindt niet iedereen. Als je kijkt naar de maatschappelijke opvattingen en wensen vraag ik me af of ons product nog goed genoeg is. Ik denk dat we deelnemers hoe dan ook meer keuzes moet geven. Maar ook dat we goed moeten nadenken over de toegevoegde waarde van collectiviteit. Het woord solidariteit valt vaak. Maar dat is een containerbegrip, want wat bedoel je ermee? Gaat het om risico’s delen? Benoem dan expliciet welke risico’s je wilt delen en met wie. Waar zit de toegevoegde waarde van de collectiviteit in het stelsel? Het oude in stand houden leidt niet altijd - of misschien wel juist niet - tot de beste uitkomst. Die vraag komt in de leergang ook aan de orde: wil je veranderen, of wil je veranderd worden? Als je je láát veranderen, komt daar “collateral damage” bij. Dan kan het gebeuren dat er waardevolle elementen verdwijnen, dat je het kind met het badwater weggooit.’ Welke elementen moeten collectief blijven? ‘Een paar zijn evident. In ieder geval de collectiviteit van de beleggingspools. Dat is belangrijk uit kostenoogpunt, dus dat is een duidelijke toegevoegde waarde. Hetzelfde geldt voor de strategie rondom het beleggen om de deelnemers te helpen bij het maken van keuzes. Individuen zijn vaak slechte beleggers en als professionals kunnen we meer waarborgen inbouwen. Dat is ook een toegevoegde waarde van de collectiviteit. Over het delen van langlevenrisico is ook weinig discussie. Als het gaat om het delen van beleggingsrisico’s als zodanig kom je al snel in de discussie over het pensioencontract en de overtuigingen die mensen hebben. De een wil het beleggingsrisico per se delen en de ander ziet geen onderbouwing.’ Als pensioen een financieel product wordt, wat zijn dan de voordelen van het stelsel vergeleken met commerciële aanbieders? ‘Er moet een bepaalde vorm van paternalisme in het stelsel zitten, want er zijn weinig mensen die uit zichzelf gaan sparen voor hun pensioen. Maar op welke manier wil je zo’n verplichting vormgeven? We hechten met zijn allen sterk aan bestaande structuren en aan de manier waarop het stelsel is ingericht. Ik denk dat je je daarmee kwetsbaar maakt. Je moet rekening houden met de maatschappelijke druk. Neem de afschaffing van de doorsneepremie. In mijn beleving hebben we ons daardoor laten overvallen. Er is maatschappelijke druk om het stelsel persoonlijker te maken. Als de druk heel sterk is, gaat er iets schuiven. Dat is wat er is gebeurd. Wat mij betreft prima in dit geval. Maar je moet als sector de dingen niet laten gebeuren. Je moet rekening houden met de maatschappelijke opvattingen en je aanpassen – om waardevolle elementen te behouden en waar mogelijk versterken.’ Hoe ziet het pensioenstelsel er over 10 jaar uit? ‘Dat weet ik niet. En die onzekerheid is juist een van de dingen die we ook willen onderzoeken in de opleiding. Dat is de kern: we weten het niet, maar we moeten wel iets doen. Vergelijk het met de energietransitie. We weten dat de economie koolstofvrij zal worden, maar hoe het er precies uit zal zien weten we niet. Wachten tot we dat wel weten is geen optie. Dus wat kunnen we doen en welke middelen hebben we daarvoor? Dat geldt ook voor het pensioenstelsel: de situatie is fundamenteel onzeker en het is onduidelijk wat er gaat gebeuren. We moeten vandaag aan de slag om ervoor te zorgen dat we over 30 jaar nog relevant zijn, ook al weten we niet hoe de wereld er dan uitziet. Doen wij het niet dan gebeurt het ons. Het is razend interessante materie, en onze docenten zijn toppers in hun veld. Ik leer er zelf ook bij elk gesprek weer iets bij en dat geeft energie.’