Koester je pensioenfamilie

Rond de dreigende verlagingen van pensioenen en de maatregelen die de minister heeft geboden, staan de kranten vol. De meningsverschillen zijn groot. We vroegen drs ing. Erica Verdegaal, econoom en publicist, hoe zij tegen de discussies aankijkt.

In elke familie is weleens wat. En als er iets is, dan draait dat niet zelden om geld. Een zus denkt bijvoorbeeld recht te hebben op meer ouderlijke financiële steun dan haar broers. Of een zwager bemoeit zich teveel met de nalatenschap van zijn schoonouders.

De felle emoties die zoiets kan oproepen, doen denken aan de huidige, verontwaardigde reacties op mogelijke pensioenverlagingen. En dat is begrijpelijk. Want ook deelnemers in een pensioenfonds vormen een soort familie. Samen met hun werkgevers, en gesteund door belastingvoordeel, bouwen ze jaar na jaar aan een gezamenlijk pot met geld, die decennia later onder de gepensioneerde ‘familieleden’ eerlijk moet worden verdeeld.

'Deelnemers in een pensioenfonds vormen een soort familie.'

Maar wat is eerlijk? Daarover heerst commotie en verdeeldheid, want veel pensioenfondsen zitten momenteel krap in hun jas. Een van de oorzaken is de vergrijzing. In de jaren vijftig leefde de doorsnee 65-jarige nog 14,3 jaren, maar in 2024 heeft zo’n 65-plusser nog bijna 21 jaar voor de boeg. Dat is bijna anderhalf keer zo lang! En dus navenant duurder. Hierbij komt dat de pensioenfondsen piepen en kraken onder de huidige lage (reken)rente, en daardoor imploderende dekkingsgraden. En dan is er ook nog het ‘pensioenakkoord’ dat voor onzekerheid en verwarring zorgt.


Het laatste, het pensioenakkoord, wil pensioen flexibeler, persoonlijker en toekomstbestendig maken, terwijl jonge jobhoppers en mensen met zware beroepen eerlijker worden behandeld. Dat klinkt prima, want wie kan er nu tegen robuustheid en eerlijkheid zijn? Maar waar winnaars zijn, zijn mogelijke verliezers. En verlies is iets wat een mens gruwelijk slecht verdraagt. Dit raakt vooral onze (bijna) gepensioneerden, want voor hen is pensioen het meest concreet. Deze groep reageert dan ook verbeten op alles en iedereen die aan hun potentiële uitkering komt. Op radio en televisie hoor je 55-plussers weleens roepen: ‘De pensioenpotten zijn voller dan ooit. Dus waarom korten?”, of “We worden bestolen! Geef ons waarvoor we tientallen jaren hebben betaald!” Recent pleitten zelfs veertig wetenschappers - met leeftijden van pakweg 55 tot 75 jaar - voor een hogere rekenrente, waardoor de pensioenpotten voller gaan lijken. Maar een hogere rekenrente betekent: minder pensioen voor onze jongeren, terwijl ook de robuustheid van het pensioenstelsel geweld wordt aangedaan. Het is eigenlijk net zoiets als voorstellen om alle thermometers drie graden lager te laten aangeven, omdat je denkt dat dan het broeikaseffect verdwijnt. Tien andere hoogleraren hebben het voorstel dan ook beleefd afgekeurd.

'Verlies is iets wat een mens gruwelijk slecht verdraagt.'

Zoals vaak is er door politici een polderoplossing bedacht: de pensioenfondsen hoeven in 2020 nog niet te korten als hun dekkingsgraad inimaal 90 procent is. Hierdoor zijn voor miljoenen mensen pensioenverlagingen van mogelijk 1 tot 5 procent voorlopig van de baan. De reacties hierop zijn voorspelbaar: (bijna) gepensioneerden en vakbonden zijn enigszins gerustgesteld, terwijl jonge werknemers en actuarissen beseffen dat de rechten van de komende generaties geweld worden aangedaan. Kortom: er zijn voor- en tegenstanders, en dus lijkt het vertrouwen in het pensioenstelsel per saldo gelijk. Lijkt, want vertrouwen in pensioen draait niet alleen om nu, maar vooral om de toekomst. Als de huidige jongeren straks veertigers en vijftigers zijn, zullen ze alsnog vertrouwen verliezen als ze ontdekken dat van hun pensioengeld vanaf 2020 teveel naar de huidige gepensioneerden is gegaan.


De uitwerking van het pensioenakkoord moet er snel komen, want dat vergroot onder meer de eerlijke verdeling van pensioengelden door 45-minners voor dezelfde pensioenpremie meer pensioenopbouw te geven dan 45-plussers. Dat is logisch, want hoe jonger je bent des te langer je geld kan renderen en des te meer elke ingelegde euro later oplevert aan pensioenkapitaal. Zo’n eerlijke verdeling zal het vertrouwen van de jongere generaties in pensioen bevorderen. Dat is belangrijk, want verplichte pensioenopbouw is en blijft, ondanks alles, voor het gros van de werknemers een zegen. Zelf beleggen voor later is immers qua discipline, expertise en risicodeling voor de meeste mensen geen haalbare kaart. Het pensioenakkoord gaat pensioen trouwens ook flexibeler maken: wie wil mag straks op pensioendatum maximaal tien procent van zijn pensioen ineens laten uitkeren. Dan kun je bijvoorbeeld een wereldreis gaan maken.

'Zelf beleggen voor later is qua discipline, expertise en risicodeling voor de meeste mensen geen haalbare kaart.'

Een langdurig robuust en eerlijk pensioenstelsel vereist goede wil, inventiviteit, maar ook durven ingrijpen als dat nodig is. Geen tè zachte heelmeesters dus. Want ook in 2100 zullen we een overheid, ziekenhuizen, zorginstellingen en bedrijven hebben. Al hun werknemers – jouw nazaten - willen ook ooit pensioen genieten, al is dat dan misschien pas vanaf hun 75e. Koester dus je pensioenfamilie, maar accepteer dat dat soms een offer vraagt. Dat vergroot de kans enorm dat er ook voor je kinderen, kleinkinderen en de generaties daarna tot in lengte van dagen een uitkering zal bestaan.


Erica Verdegaal